Grondwet Artikel 21 impliceert dat de overheid maatregelen moet nemen om klimaatverandering tegen te gaan (mitigatie), mensen te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie), de natuur in stand te houden, te zorgen voor goede lucht- en waterkwaliteit. Op al deze punten is meer actie nodig.
De Wetenschappelijke Klimaatraad acht het noodzakelijk om de ambitie voor klimaatbeleid te verhogen. De raad adviseert om versneld naar klimaatneutraliteit te gaan door een ambitieus doel voor 2040 te stellen. Ook politieke partijen en het Europees Parlement dringen hierop aan. Die ambitie zou ingevuld moeten worden door hard in te zetten op klimaatneutraliteit in 2040. En om dat te bereiken moet de overheid, samen met betrokkenen nu duidelijke keuzes maken en deze ook (doen) uitvoeren.
De effecten van klimaatverandering doen zich intussen meer en meer voelen. Een Kabinet moet zich ook gezamenlijk verantwoordelijk voelen voor de aanpassing aan klimaatverandering: opstellen en zorgen voor uitvoering van een nationale adaptatie strategie. Er is behoefte aan één duidelijk eerste aanspreekpunt met doorzettingsmacht binnen het kabinet.
Natuur en biodiversiteit moeten veel beter beter worden beschermd: een vitale bodem en natuur en een goede waterkwaliteit spelen een rol bij aanpassing aan effecten van klimaatverandering. Zij dragen bij aan het welzijn van mens en zijn cruciaal voor bijvoorbeeld voedsel- en drinkwaterproductie en plaagregulatie.
Verbranding van fossiele brandstoffen heeft veel directe negatieve effecten. Verbrandingsproducten verontreinigen onze lucht (direct merkbaar bij allesbranders) en slaan neer op water en bodem. Schone lucht en schoon water zijn mensenrechten. De overheid moet zorgen dat in woongebieden, maar ook in de nabijheid van snelwegen, industriegebieden en luchthavens lucht- en waterkwaliteit aan gezondheidseisen voldoen.
Voor de meeste genoemde elementen zijn er wel wetten, internationale verdragen en EU richtlijnen beschikbaar. Overkoepelend is daar ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In de praktijk blijkt echter dat deze verdragen onvoldoende worden nagekomen en ook dat de EU richtlijnen laat of onvoldoende worden omgezet in onze nationale wetgeving en onvoldoende worden nageleefd. Gevolg is dat dan met een beroep op de rechter actie moet worden afgedwongen. Zie de voorbeelden bij de PAS regeling voor stikstof en de Urgenda zaak. Op EU of internationaal recht wordt dan alsnog terug gegrepen om fouten en nalatigheden juridisch te corrigeren. Het betekent dus ook dat Nederlandse wetgeving in veel gevallen de Grondwetsverplichtingen onvoldoende zeker stelt. Toetsing door de rechter of (zoals voorgesteld door kamerlid Omtzigt) een Constitutioneel Hof blijkt noodzakelijk.
Grootouders voor het Klimaat is van mening dat de grondwetsartikelen 20 (bestaanszekerheid) en 21 (kwaliteit van de leefomgeving) een basis bieden voor goed beleid. De artikelen kunnen echter worden versterkt door ook de rechten van volgende generaties expliciet op te nemen. Wij zullen de aandacht hiervoor blijven vragen. Ook toetsing van de naleving van deze artikelen door de rechter moet mogelijk worden gemaakt en dat betekent dat het toetsingsverbod (artikel 120) dient te worden geschrapt.